De uren

Buitenkunst, 2018

Er was een tijd dat ik niet veel meer deed dan baantjes trekken in het zwembad

Sinds 2012 geef ik met heel veel plezier in het voorjaar en de zomer schrijfworkshops bij Buitenkunst. Nu kreeg ik de vraag of ik een bijdrage wilde leveren aan hun gestaag groeiende reeks columns over kunst. Ik sloot als 71e aan in de rij en schreef over de maanden toen ik alle kunst kwijt was.

De uren 

Er was een tijd dat ik niet veel meer deed dan baantjes trekken in het zwembad en boodschappen doen. Voor de rest zat ik uren op de grond, met mijn rug tegen de verwarming, moed te zoeken, ergens buiten op straat (iets dat de moeite waard zou zijn om voor te gaan staan) of ergens in het verleden (toen mijn denken nog goed functioneerde, toen ik nog minder dacht). Tot die tijd wist ik het niet: dat opstaan moeilijk was, een tas inpakken – welke tas, een was moet ik ook nog doen, ik moet eigenlijk een nieuw badpak, ik heb hier al zo lang gezeten, als ik nu pas ga, ben ik pas over twee uur terug en dan is het eigenlijk al te laat om te eten, waarom ben ik niet eerder gegaan, dan kan ik beter niet meer gaan, maar dan heb ik de hele dag niks gedaan, dus ik kan beter gaan, maar nu begint het te regenen, dus ik kan beter niet meer gaan. Weer een dag voorbij.

Het gebeurde dat ik wakker werd, de lucht zag en dacht: vandaag gaat het gebeuren, maar het laatste wat ik op zo’n dag wilde was mijn laptop aanraken. Mijn vingers op de toetsen leggen was genoeg om al mijn zenuwen op tilt te laten slaan en me terug te drijven tegen de verwarming, op de grond. Datgene waarmee ik het liefst mijn tijd doorbracht, lukte niet meer: schrijven.

Ik las boeken, keek films, zag voorstellingen, ging naar musea en bij alles wat ik zag of deed dacht ik: ‘Dit moet mij inspireren, waarom gebeurt er niks?’ Er lag iets dood of er was iets heel erg moe en ik had geen idee hoe ik dat dode, zieke dier weer tot leven moest wekken.

In een nieuwe poging las ik The Hours van Michael Cunningham, waarin hij drie verhaallijnen vervlecht rondom de roman Mrs. Dalloway en in één verhaallijn volgt hij de schrijver, Virginia Woolf. Ik lees hoe Virginia Woolf op een ochtend wakker wordt – vrij gewoon, nog met een half hoofd in een droom – maar ze stelt het moment van opstaan uit, ze stelt het moment van bewegen uit, ze probeert zo stil mogelijk te liggen, omdat ze weet dat van haar linkerzij op haar rechterzij gaan liggen een wereld van verschil zou maken, dat het zou kunnen verdwijnen en ze zou het niet vinden – niet in de lakens, niet onder haar kussen, – ze zou het niet vinden, want het is weg: het gevoel dat het vandaag gaat gebeuren. Dat ze iets kan schrijven. Het is kort, dit gevoel – een nanoseconde – en de kunst is het te rekken.

En ergens in mij beweegt iets. Het gevoel dat het vandaag kan gebeuren, openbaart zich op klaarlichte dag. In de hoek, tegen de verwarming, op de grond.

Die middag heb ik het fragment overgetypt. Dat was het eerste wat ik in maanden schreef. Met ieder woord temde ik mijn zenuwen en schreef ik de blauwdruk van zo’n ochtend in mijn vingers, een kopie om te weten: het bestaat.

BIJZONDERHEDEN

 

De eerste 81 columns die zijn verschenen tussen maart 2017 en december 2018 zijn gebundeld in het boek Is het kunst of mag het weg? dat hier te koop is. Dan kun je zelf bepalen wat het antwoord op die vraag is.